Het Purimfeest: óók voor Christenen een Diepe Betekenis!
Aanstaande donderdag 17 maart 2022 wordt het Purimfeest gevierd.
Vele christenen beschouwen het boek Esther als een interessant en boeiend ‘sprookje’ dat ‘voor Joden natuurlijk zeer belangrijk is en naar aanleiding waarvan deze zeer terecht jaarlijks het Purimfeest vieren’.
Maar voor christenen…? ‘Och’, zegt men, ‘ook al zouden deze Joden in de Perzische ballingschap – die immers toch waren gerepatrieerd naar Judea – tengevolge van Hamans boze plannen omgekomen zijn, dan zou deze gebeurtenis op de Christelijke heilsgeschiedenis geen invloed gehad hebben. Hiervoor hoeven wij slechts onze aandacht te vestigen op die Joden, die wél naar Israël waren teruggekeerd’.
En de aanhangers van de Israël-visie die de nadruk toch beslist op de 10 stammen leggen, vinden de geschiedenis van dat deel van Juda, dat immers niet eens gebruik had gemaakt van de mogelijkheid naar het land terug te keren, hun door de Perzische koning Kores geboden, wellicht ook van ondergeschikt belang.
Daarom is het goed het gebeuren van het boek Esther met behulp van jaartallen eens te plaatsen in de chronologie van de boeken Ezra, Nehemia, Haggai en Zacharia.
- Als koning Kores, de beroemde Perzische bevrijder, in 539 v. Chr. ‘Juda’ vergunt terug te keren, dan gaan de eerste groepen mensen naar Judea onder leiding van de ‘vorst van de Judeeërs’ Sesbazzar, de vierde zoon van koning Jojachin (zie Ezra 1:2,8; 5:14,16; 1 Kron. 3:18). In dit jaar (539) eindigt de profetische termijn van 70 jaren, bedoeld in Jeremia 25:12 en Dan. 9:2.
- 20 jaar later, dus in 519 v. Chr., het jaar waarin de historische gebeurtenissen plaats hebben, zoals beschreven in de boeken Haggai, Zacharia en Ezra 5:1,2, blijkt de leiding van de teruggekeerde ballingen, inmiddels in handen te zijn gekomen van de hogepriester Jozua en de leider Zerubbabel, de zoon van Sealthiël, de zoon van Assir, de zoon van dezelfde koning Jojachin. In dit jaar loopt de periode van 70 jaren af, zoals bedoeld in Zach. 1:12. Koning van Perzië was toen Darius Hystaspes I, de auteur van de Rotsinscripties van Behistun (521-487 v. Chr.) (Niet te verwarren met Darius, de Meder). Onder deze koning blijkt dus in ieder geval het voorgeslacht van Jozef aanwezig te zijn in Judea. Jozef stamt immers rechtstreeks af van Zerubbabel, die onder Darius I de vorst van de Judeeërs was. (Zie stamboom Mattheüs 1). Dat het voorgeslacht van Maria (de Nathan-lijn van Lukas 3) óók al gerepatrieerd was, is geenszins noodzakelijk. Wij vinden over deze familie geen enkel gegeven in de lijsten van de teruggekeerden, te vinden in Ezra 2 en 10; Nehemia 7:4 e.v.; 10, 11, 12; en 1 Kron. 9.
- De volgende Perzische koning, regerend van 486-465 v. Chr. is dan de bewuste Ahasverus, de echtgenoot van Esther, de tijdgenoot van Haman, de Agagiet. De normale historie noemt deze koning: Xerxes I. Esther 1:1 zegt, dat deze vorst koning was over 127 ‘gewesten’ (Hebreeuws: ‘medinah’) van India tot Ethiopië. Onder deze 127 gewesten valt ook zeker het gewest Juda, toendertijd, plm. 50 jaar na Zerubbabel, bewoond door Judahieten en Benjaminieten, kinderen van de teruggekeerden onder Senassar, Jozua en Zerubbabel. De uitdrukking ‘het gewest’ Juda, gehanteerd door Perzische koningen, vindt men ook in Ezra 5:8, op welke plaats het Hebreeuws eveneens het woord ‘medinah’ gebruikt. Esther 3:12 en 8:9 vermelden het bevel (resp. de herroeping) om de Joden uit te roeien. Hier worden koninklijke bevelen gericht aan de stadhouders van álle 127 gewesten, betrekking hebbende op álle Joden die daarin wonen. Eén van deze gewesten is zonder enige twijfel het ‘gewest’ Juda. Hamans boze opzet zou dus wel degelijk – indien uitgevoerd – de groep Zerubbabel in Judea en daarmee Jozefs voorgeslacht, getroffen hebben. En Maria’s voorgeslacht, de Nathan-lijn in ieder geval!
- Want pas onder de opvolger van Ahasverus, de bekende Arthasasta, in wiens dienst Nehemia schenker was (Ezra 7:1; Neh. 2:1) die regeerde van 464-424 v. Chr. en in de historie Artaxerxes I wordt genoemd, trokken Ezra (in 456) en Nehemia (in 444) met hun scharen ballingen naar het Beloofde Land. Wij zijn nu al een kleine 100 jaar later dan de uitvaardiging van het bekende decreet van Cyrus (Kores), waarvan als eerste de groep-Sesbazzar gebruik maakte. De groep Ezra-Nehemia – of hun ouders – bevond zich dus nog hoog en breed in Perzië zelf, in de tijd van Ahasverus en Esther, toen Haman zijn boosaardige aanslag op de ballingen beraamde. Deze groep zou ongetwijfeld tot de eerste slachtoffers van de Jodenmoord behoord hebben, zo ‘dicht bij het vuur’ als zij woonden! En onder hen bevond zich – zeer waarschijnlijk – het voorgeslacht van Maria…
Haman, de Agagiet-Amalekiet, beraamde zijn typisch Ezau-achtige plannen tegen het gehele, toen levende Juda en Benjamin (verspreid over Perzië en Judea en alle andere Perzische win-gewesten), dat zich weerloos zou moeten laten afslachten.
Indien deze plannen volvoerd zouden zijn, dan had Haman (‘Ezau’) hiermee het voorgeslacht van Jozef én Maria, en dus de Messias Zelf, uitgeroeid. Of liever gezegd… laten uitroeien, want hij liet zijn duivelse voornemens door anderen – de Perzen – uitvoeren.
In dit licht krijgt het Purimfeest, dat immers gevierd wordt door de Joden naar aanleiding van het verijdelen van Hamans aanslag, óók voor de christenen een diepe betekenis!
door: E. Smit (geschreven in 1965)